In de kinderopvang zijn er regelmatig periodes waarin er veel gebeurt. Denk aan feestdagen zoals Sinterklaas, themaweken, nieuwe kinderen op de groep en een nieuwe pedagogisch professional op de groep. Voor het (jonge) kind is dit meestal leuk, maar tegelijkertijd kan het ook veel prikkels opleveren én extra spanning. Soms zie je dan dat het kind zich anders gedraagt dan normaal en juist die taal van het gedrag is belangrijk om als pedagogisch professional in de kinderopvang te kunnen lezen.
In dit artikel neem ik je mee in hoe spanning eruit kan zien bij het kind, wat je kunt zien in zijn spel en gedrag en hoe jij vanuit een observerende houding kunt aansluiten bij wat het kind nodig heeft.
Spanning: wat is dat eigenlijk?
Spanning is natuurlijk een subjectief begrip: wat de één als spanning ervaart, hoeft de ander niet als spanning te ervaren. Daarom wil ik je eerst even meenemen in de betekenis van spanning die ik in dit artikel bedoel.
Spanning kun je zien als een gevoel van onrust in het lichaam of een verhoogde staat van alertheid die iemand kan ervaren op het moment dat er veel verandert, er iets spannends gebeurt of wanneer men niet goed weet wat er staat te gebeuren. Voornamelijk het jonge kind heeft nog weinig woorden om uit te leggen dat hij spanning ervaart, maar wat hij wel kan is dit via zijn gedrag en lichaam communiceren (Singer & De Haan, 2013). Dit gaat vaak onbewust.
Spanning hoeft trouwens niet per se negatief te zijn. Denk maar eens aan een ritje in de achtbaan; je voelt spanning voor wat er komen gaat, maar dit is een positieve spanning naar aanleiding van een leuke activiteit. En hierbij ga ik er natuurlijk vanuit dat je dan vrijwillig hebt gekozen om de achtbaan in te gaan, haha. Spanning kan ongezond worden wanneer het in de weg staat of lang aanhoudt.
Hoe zie je spanning terug in gedrag?
Er zijn een aantal gedragingen waaraan je kunt zien dat het kind mogelijk last heeft van spanning.
- Ten eerste kan het gedrag van het kind drukker zijn dan normaal. Het kind rent misschien ineens door de groep, praat harder of is ruwer in zijn spel. Zulk gedrag wordt vaak als vervelend ervaren of onhandig, maar het kan ook gewoon een manier voor het kind zijn om om te gaan met de prikkels die hij ervaart. Een soort ontlading. Dit gedrag is dan vaak tijdelijk.
- Ten tweede kan het zijn dat het kind zich juist terugtrekt. Hij wil plotseling liever alleen spelen, praat minder, lijkt dromerig of afwezig of vermijd drukte. Het gevaar van dit gedrag is dat het je misschien niet opvalt, omdat het gedrag vaak als rustig wordt beschouwd. Juist daarom is het belangrijk om goed te observeren, want het kind kan wel degelijk spanning ervaren!
- Tot slot kan het zijn dat het kind juist meer behoefte heeft aan jouw nabijheid. Hij wil bijvoorbeeld bij je op schoot zitten, vraagt plots naar papa of mama of loopt je achterna. Dit gedrag kan verklaard worden vanuit de gehechtheidstheorie, want we weten van daaruit dat dit een manier van het jonge kind kan zijn om om te gaan met spanning (Riksen- Walraven, 2000).
Spanning en spel
Spanning zie je niet alleen terug in het gedrag van het kind, maar ook in het spel. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Het kind kan bijvoorbeeld spel meer gaan herhalen dan normaal of het fantasiespel kenmerkt zich ineens door thema's als verdwijnen, wachten of boos zijn. Dit is niet gek, want het is heel normaal dat het kind spel gebruikt om meegemaakte gebeurtenissen en indrukken en emoties die hij ervaart een plek te geven.
Observeren als sleutel
Maar wat kun jij als pedagogisch professional nu doen om het kind te ondersteunen?
Het is belangrijk dat je je aansluit bij de behoeften van het kind en dit kun je doen door het kind te observeren. Ben je (eigenlijk altijd, maar net een beetje extra in drukke periodes) bewust van wat het kind laat zien in zijn gedrag door te observeren en stuur of beoordeel niet meteen. Ik geef je een aantal praktische tips:
- Kies een kind waarvan je denkt dat hij gespannen is.
- Neem twee tot vijf minuten de tijd om naar hem te kijken. Let goed op wat hij laat zien in zijn gedrag, gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding en spel.
- Schrijf tijdens of na je observatie in steekwoorden op wat je is opgevallen. Zonder te oordelen!
Vervolgens kunt je nagaan wat je het kind kan bieden. Wanneer het kind wat drukker gedrag vertoont kun je hem bijvoorbeeld juist de ruimte geven om te bewegen. Het is daarbij belangrijk dat je wel duidelijke grenzen stelt. Tevens kun je juist samen een beweegactiviteit doen.
Wanneer het kind juist wat meer teruggetrokken gedrag laat zien, kun je beschikbaarheid tonen. Laat het kind weten dat je er voor hem bent, zonder hem te pushen.
Laat het kind juist behoefte aan nabijheid zien? Wees dan nabij! Het kind kan behoefte hebben om even bij jou op schoot te zitten. Bied die mogelijkheid dan ook. Wees daarnaast voorspelbaar en benoem wat er te gebeuren staat.
Conclusie
Drukken periodes kunnen dus spanning met zich meebrengen. Het is aan jou om na te gaan of het kind spanning ervaart en waar die spanning vandaan komt. Vervolgens kun je bedenken wat je het kind kunt bieden vanuit jouw expertise. Het is daarbij van belang dat je observeert zonder te oordelen.
Waar merk jij het aan wanneer een kind op jouw groep spanning ervaart?
Referentielijst
Singer, E., & De Haan, D. (2013). Speels, liefdevol en vakkundig: Theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen: SWP.
Riksen-Walraven, M. (2000). Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang: Universiteit van Amsterdam.
Reactie plaatsen
Reacties